top of page
Zoeken
Foto van schrijverHanne De Vleeschouwer

“We moeten lokale ondernemingen steunen, maar in Jemen is er gewoon niets meer”

Bijna 60 miljoen kinderen in crisis-en ontwikkelingslanden hebben dringend humanitaire hulp nodig. Kinderorganisatie Unicef lanceerde daarom vorige week haar grootste oproep ooit: “We hebben veel meer geld nodig om te voorzien in voedsel, drinkbaar water, gezondheidszorg en onderwijs”, zegt Pilippe Henon, woordvoerder van Unicef België. Maar massaal voedsel en kledij vanuit België naar de getroffen ontwikkelingslanden sturen zou nefast kunnen zijn voor de lokale economie. Waar haalt Unicef dat nodige voedsel dan wel vandaan en hoe beïnvloeden oorlogen en natuurrampen dit proces?


Plumpy’nut: zo klinkt de naam van de therapeutische voeding die Unicef voornamelijk gebruikt om ernstige ondervoeding bij kinderen te bestrijden. Het lijkt op pindakaas, maar is eigenlijk een soort van energierijke pindapasta, verrijkt met vitamines en mineralen. “Plumpy’nut wordt geproduceerd door Nutriset, een voedselfabrikant in Frankrijk”, vertelt Henon. “Nutriset stuurt dat voedsel dan door naar een distributiecentrum in Kopenhagen, dat bijna vijf voetbalvelden groot is.” Vanuit die centrale opslagplaats kan Unicef binnen de 72 uur hulpgoederen naar eender waar ter wereld transporteren met het vliegtuig of de boot. “We versturen niet alleen Plumpy’nuts, maar ook schoolmateriaal en vaccins worden via Kopenhagen bedeeld.”


Lokale economie in leven houden

Enkele franchiseondernemingen in ontwikkelingslanden zoals Ethiopië en Congo hebben de productie van Plumpy’nuts overgenomen. Toch gaat het gros van de hulpgoederen nog steeds via de Deense hoofdstad. Volgens professor Miet Maertens, experte-bio-economie aan de KULeuven, is het belangrijk om lokale ondernemingen de nodige steun te geven. “We weten uit het verleden dat we voorzichtig moeten zijn met voedselhulp. Gratis voedsel bedelen in landen die zich in een abnormale situatie bevinden, maar waar de voedselmarkten nog wel werken, kan heel die markt verstoren”, aldus professor Maertens. “Zo’n influx van voedsel dreigt soms de hele lokale landbouw stil te leggen.”


Unicef probeert die lokale ondernemingen in de mate van het mogelijke te steunen. Zo kopen ze kledij bijvoorbeeld bijna altijd aan in de landen zelf. “In acute noodsituaties willen we de goederen zo snel mogelijk ter plaatse krijgen”, zegt Henon. “Als de Plumpy’nuts dan dichterbij geproduceerd worden, zullen we afhankelijk van de bereikbaarheid eerst proberen daar beroep op te doen.” Maar dat blijkt niet altijd even eenvoudig. De kwaliteit van de hulpgoederen speelt hierin een belangrijke rol. “De humanitaire hulpverlening heeft enkele standaarden vooropgesteld waaraan de hulpgoederen moeten voldoen. We kopen dus enkel goederen aan als we zeker zijn dat ze kwaliteitsvol zijn en die standaarden bereikt hebben.”


Kopenhagen is essentieel

De distributie via Kopenhagen is voor Unicef ook goedkoper. De organisatie is voortdurend op zoek naar de beste en laagste prijzen voor haar hulpgoederen. Zo heeft de internationale markt een belangrijk aandeel. “In dit marktmechanisme worden de internationale prijzen ondersteund”, zegt Maertens. “Als die gaan kelderen, is dat nefast voor boeren over de hele wereld.”


Volgens Maertens heeft Unicef vaak ook geen andere keuze dan haar hulpgoederen vanuit Kopenhagen te versturen. “In Jemen is de oorlogssituatie zo erg dat er zelfs geen markten meer bestaan”, vertelt ze. “Je vindt er de meeste ondervoede kinderen. Gezinnen zijn er op de vlucht en verblijven in kampen. Met dergelijke massamigratie, kan je niet anders dan voedselhulp van buitenaf aan te bieden.”


Eens horen bij de buren

Een andere mogelijke oplossing in hulpverlening voor zulke conflictgebieden is goederen aankopen in de desbetreffende buurlanden. “Dat kan een positief effect hebben op het land in conflict en kan de lokale voedselproductie stimuleren”, bevestigt Maertens. Zo wil Unicef warme dekens en kledij aankopen in Jordanië of Libanon, om ze nadien uit te delen in Syrische kampen. Ook Zuid-Soedan en Congo hebben buurlanden in volle ontwikkeling en daar functioneren de afzetmarkten nog wel. Maar in het geval van Jemen is dat niet zo vanzelfsprekend. “De buurlanden van Jemen zitten mee verwikkeld in die oorlog. Het gaat tevens over rijke olieproducerende landen, die we niet per se moeten ondersteunen.”


Van vandaag op morgen

Oorlogen brengen net zoals voor de getroffenen ook voor hulporganisaties zoals Unicef een grote onzekerheid met zich mee. “Bij een natuurramp kan je de volgende dag beginnen met heropbouwen en weet je dat je de situatie op een bepaald moment verbeterd zal zijn. Bij een oorlog heb je die controle niet”, zegt Unicefwoordvoerder Henon. “De ene dag heb je succes, maar dat kan de volgende dag alweer verdwijnen door meer geweld of een blokkade van de hulpgoederen.”


Professor Maertens benadrukt dat de noodoproep van Unicef zeer terecht is. “Het geld is nodig. Er zijn enorm veel kinderen in slechte omstandigheden die dreigen te sterven van de honger.” In gebieden zoals Jemen, Oost-Congo, Zuid-Soedan, Nigeria en het noorden van de Sahel is de situatie zo schrijnend dat de kinderen daar alle mogelijke hulp kunnen gebruiken, of dat nu vanuit Kopenhagen of van lokale markten komt.


Tekst: Hanne De Vleeschouwer, foto: Kinderen worden gevoed in een ondervoedingscentrum in Burkina Faso. [Foto van CIDSE CC BY 2.0]


Dit artikel is gepubliceerd op De Wereld Morgen en StampMedia.

1 weergave0 opmerkingen

Comments


bottom of page