Is het niet gek hoe we allemaal doen alsof we alles van het leven onder controle hebben, terwijl we er eigenlijk geen knars van begrijpen? Waarom is de mens hét ‘intelligente’, superieure wezen? Waarom heeft één bepaald organisme het recht te beslissen voor een ander? Waarom draait ‘de maatschappij’ zoals ze draait, en niet anders? En waarom in vredesnaam kennen wij enkel het leven op aarde, maar helemaal niets daarbuiten?
Al van jongs af aan ben ik gefascineerd door alles wat ‘buitenaards’ is: sterren, planeten, kometen, meteorieten, de zogenaamde ‘marsmannetjes’ en alles wat men daarrond verzon. Astronomie is iets interessant, maar onvatbaar tegelijkertijd. Eenmaal ik begin weg te dromen over wat er zich mogelijks nog miljoenen, miljarden, of zelfs triljarden kilometers verder afspeelt, begin ik mezelf in een surreële fantasiewereld te begeven waarin ik verdwaal in mijn eigen gedachten. Eigenlijk zijn wij, ‘de mens’, zo ongelofelijk klein en machteloos tegenover het universum waarin we ons begeven. Ieder individu op deze wereldbol komt van zijn geboorte tot zijn dood terecht in een dagelijkse sleur van chaos, ervaringen, indrukken, emoties… maar hoe zou het er allemaal uitzien van bovenaf? Die zogenoemde dagelijkse realiteit lijkt plots niet meer zo belangrijk eens we ons beginnen afvragen wat de échte realiteit is waarin we ons bevinden. Een grote tegenslag kan soms het einde lijken, maar er is zoveel meer …
Soms voel ik me eenzaam. Of boos. Of zeer verdrietig en verloren. Mijn gedachten en emoties verwikkeld in mijn eigen lichaam, dat voor mij persoonlijk het centrum is waar heel mijn leven om draait. En niet alleen om draait, maar zelfs uit ontstaat. Vanaf daar beginnen mijn innerlijke gedachten te zweven, naar een wereld die ik zelf nauwelijks begrijp.
Het wordt donker. Vogels keren terug naar hun nest, straten worden stiller en hier en daar gaan de eerste lichten uit. De kilte van de nacht strijkt neer over het landschap en ‘de wereld’ zoals die er voor mij op dat moment uitziet, gaat slapen. Strompelend over de gigantische grasweide zoek ik me een mooi plekje. Veel licht is er niet, en naarmate de schemering vordert, wordt ook alles in de omgeving waziger. Maar dat is niet erg, integendeel: hoe donkerder, hoe beter. Ik leg me, mijn lichaam, mijn eigenste centrale punt, neer in het gras. Op mijn rug. Benen gestrekt, maar handen in ontspannen houding, rustend op mijn buik. Ik sluit mijn ogen en adem een paar keer diep in en uit, luisterend naar de stilte van de nacht. Wanneer ik mijn ogen weer open, begint het. De gedachten in mijn hoofd treden naar buiten, naar een plek die niemand anders kent.
Ik kijk naar de maan. Ik kijk naar de sterren. Ik kijk naar alle lichtpuntjes die zich een voor een beginnen vormen aan de donkerblauwe hemel. En ik begin na te denken … Wanneer ik me de welbekende geografische kaart van België inbeeld, zie ik mezelf daarop als minuscuul, bijna onzichtbaar stipje, tussen miljoenen andere stipjes. Dat stipje is mijn lichaam, mijn eigen middelpunt. Maar, die miljoenen andere stipjes hebben een ander middelpunt waar hun leven uit ontstaat. Wat maakt dat er zich enkel in België al zeker 11 miljoen middelpunten bevinden, waar een heel apart leven om draait. Hierna verleg ik mijn focus en zoom ik uit. Ik kijk naar het hele plaatje: ik beeld me de gehele wereld in. Nu zijn het geen miljoenen stipjes meer, maar miljarden. Miljarden middelpunten waar het leven van miljarden uit ontstaat. Het wordt al bijna surreëel, toch? Maar het gaat nog verder …
Als ik het ganse plaatje nog meer uitzoom, wordt het helemaal hersenkrakend. Vanaf hier wordt een exacte realiteitsweergave al veel gecompliceerder. Die miljarden stipjes die net nog talrijk aanwezig waren, zijn plots niet meer dan onzichtbaar geworden. Die miljarden middelpunten waar net nog alles rond leek te draaien, zijn opgegaan in het niets. Onze aardbol, de plek tot waar wij het leven zo goed als 100% kennen, is niet alleen. Integendeel, ze is slechts maar een klein deel van een ongelofelijke, immense, buitengewone structuur die onze kennis ver te boven gaat. Hoe meer ik die reusachtige structuur dat wij ‘het universum’ of ‘het heelal’ noemen, probeer te begrijpen, hoe machtelozer en kleiner ik me ga voelen.
Ik kijk naar de maan. Ze is vol. Ze lijkt groot. Maar tegenover de aardbol waarop ik mij momenteel bevind, is ze eigenlijk maar niets. Tegenover de zon nog veel minder. Wanneer wij ons dagdagelijks leven beleven, lijkt alles rond ons te draaien, maar in dit tot nu toe uitgezoomd plaatje draait in feite alles rond de zon, waar de aarde minstens een miljoen keer in past. Onze ster. Dé ster waar onze planeet letterlijk en figuurlijk rond draait. En niet alleen onze planeet. Wij bevinden ons in een planetenstelsel, ons ‘Zonnestelsel’, waarbij wij samen met zeven andere planeten en tal van andere hemellichamen rond een en dezelfde ster draaien, de zon.
Om het even op schaal te bekijken: wanneer ik één rondje rond de aarde zou willen stappen, zou ik me ongeveer 41.000 kilometer moeten verplaatsen. Maar wanneer ik een reis zou willen maken tot de zon, zou dit een reis zijn van maar liefst 149.600.000 kilometer … De afstanden tussen de vliegende objecten in ons Zonnestelsel zijn dus ongezien. Onvatbaar. Reusachtig. En toch doet het zonlicht er ‘maar’ gemiddeld acht minuten over om ons aardoppervlak te bereiken, waardoor we de zon telkens aanschouwen zoals die er acht minuten voordien uitzag. Dat alleen al vind ik onwezenlijk; in zulke grote afstanden kunnen terugkijken in het verleden. Maar hier stopt het niet …
Net nog leek alles rond de zon te draaien. Binnen ons zonnestelsel is dit inderdaad het geval, maar ons Zonnestelsel is niet alleen. Alles wordt nog groter, nog immenser, nog onwezenlijker… en wij worden alleen maar kleiner en kleiner. Ons Zonnestelsel is slechts een miezerig onderdeel van een nog veel groter stelsel. Een sterrenstelsel, dat wij de ‘Melkweg’ noemen. Dit Melkwegstelsel omvat naast onze unieke zon nog miljarden andere sterren waarrond miljarden planeten draaien en heeft de vorm van een spiraalachtige schijf met centrale verdikking.
Om het weer even op schaal te bekijken: de diameter van de Melkweg loopt op tot 120.000 lichtjaren. ‘Lichtjaar’ wordt hier gezien als een afstandsmaat, niet als tijd. Licht heeft een bepaalde snelheid: 300.000 kilometer per seconde. Stel je nu even voor, puur hypothetisch, dat ik vanop aarde een sterke lichtbron richting het universum stuur en ik de verplaatsing van dat licht na exact één jaar stopzet. Dan is de afstand van mijn lichtbron op aarde tot de plek waar het licht na één jaar zogezegd tot stilstand is gekomen, één lichtjaar. Aangezien de snelheid van licht onvatbaar snel is en die een volledig jaar heeft kunnen lopen, is dit dus een immense afstand. En dan is de diameter van onze Melkweg niet eens één lichtjaar, maar wel 120.000.
Er zijn bijgevolg naast ons zonnestelsel nog ongezien veel andere planetenstelsels die samen de Melkweg vormen. De sterren die ik dus deze nacht aan de hemel kan zien schitteren, bevinden zich zelfs niet binnen ons eigen planetenstelsel. Dan moet je maar niet vragen wat voor een ongelofelijk grote massa’s deze sterren zijn. Aangezien het licht zich volgens een bepaalde snelheid verplaatst doorheen de ruimte, zijn we dus eigenlijk ook in het verleden aan het kijken wanneer we een ster aan de hemel zien. Dit hangt logischerwijs af van de afstand tussen de aarde en de desbetreffende ster. Hoe verder de ster verwijderd is van de aarde, hoe langer het licht erover doet om tot bij ons te komen, dus hoe verder we in het verleden kijken. De ster is dan ‘ouder’ dan een ster die zich dichterbij bevindt. Gek, toch? Op die manier is het zelfs goed mogelijk dat ik momenteel aan het kijken ben naar een ster die eigenlijk al ‘dood’ is en geen licht meer geeft.
In het midden van de Melkweg zou er zich zelfs een ‘superzwaar zwart gat’ bevinden, waar begrippen zoals ‘ruimte’ en ‘tijd’ ondenkbaar zijn. Dit is iets dat wij als mens onmogelijk kunnen vatten, en dat maakt het net zo interessant om toch een poging te doen …
Ondertussen ben ik mezelf, ‘de mens’, al lang uit het oog verloren. Binnen dit stelsel zijn we compleet niets.
En net wanneer ik denk dat het allemaal wel groot en onvatbaar genoeg is, gaat het nog verder. Veel verder… Ons Melkwegstelsel, bestaande uit miljarden andere stelsels van sterren en planeten, is lang niet het enige sterrenstelsel binnen het universum. Wetenschappers hebben ontdekt dat zelfs dit sterrenstelsel maar een onderdeel is van iets dat nog omvangrijker is dan alles wat we tot nu toe gezien hebben: een cluster. Onze Melkweg maakt deel uit van een cluster (of ‘groep’) die circa 50 andere sterrenstelsels omvat. Zulke clusters kunnen vaak zelfs enkele tientallen tot wel duizend verscheidene sterrenstelsels bevatten. En aangezien ik al in meervoud sprak, kan je dus ook afleiden dat er niet maar één cluster van sterrenstelsels bestaat. Verschillende clusters bij elkaar worden ook nog eens samengevoegd in nog iets veel groter: een supercluster. Dit valt zelfs niet meer in te beelden. Om het helemaal af te maken spreekt men zelfs over ‘muren’ en ‘superholtes’, die meerdere superclusters omvatten.
Groots, grootser, grootst. Grootst, bestaat dat eigenlijk wel? Stopt het ergens? Is er iéts in het universum dat we het ‘grootst’ kunnen noemen? Of wordt het altijd groter?
Ik vind dit gek. Ik vind dit onwezenlijk. Ik vind dit buitengewoon. Terwijl ik in het begin nog exacte aantallen kon geven, ben ik nu compleet de tel kwijt. Ik spreek over miljarden, triljarden, …, zowel in aantallen als in afstanden. En dan nog valt niet te omvatten hoe ‘groots’ alles is. Ik krijg er rillingen van. Ik word er zelfs een beetje bang van.
De mens denkt alles te weten, maar in feite weten we niets. In feite zijn we niets. Daarmee wil ik het menselijk leven niet in een negatief daglicht plaatsen, want het is fijn. Het leven is ons gegeven en dat alleen al is een wonder.
De wonderen zijn de wereld nog niet uit, maar wanneer ze dat wel zijn, gaan ze nog veel verder …
Tekst: Hanne De Vleeschouwer, foto bovenaan: Pixabay
Comments